De filosoof Kierkegaard vertelde dit verhaal eens. Hij vond in zijn tijd, de negentiende eeuw, dat de kerk was ingedut. “Stilstaand christendom,” noemde hij dat. Kierkegaard geloofde: Christenen moeten meer lijken op wilde ganzen dan op tamme ganzen. Ze moeten in beweging komen en radicaal Christus navolgen!
Er was eens een wilde gans. Tijdens de trek in de herfst werd zijn aandacht getrokken door een groepje tamme ganzen op de grond. Hij strijkt bij ze neer in de hoop ze zover te krijgen dat ze hem zullen volgen op de trek. Hij verleidt ze om steeds een stukje hoger te vliegen.
Eerst vinden de tamme ganzen het wel interessant en doen ze hun best om van de grond te komen. Maar al gauw krijgen ze er genoeg van en beginnen ze op de wilde gans in te praten. Ze vinden hem een vreemde fantast en verwijten hem dat hij geen ervaring heeft en geen levenswijsheid.
Die woorden krijgen vat op de wilde gans. Als het puntje bij paaltje komt, gebeurt het tegenovergestelde. De tamme ganzen worden niet wild, de wilde gans wordt tam.
Wat ben jij, een tamme of een wilde gans?